Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Algemene nabestaandenwet

 

Artikel 1
In deze wet en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
a
Onze Minister: Onze Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
b
premie voor de volksverzekeringen: de premie voor de volksverzekeringen, bedoeld in de Wet financiering sociale verzekeringen;
c
de Sociale verzekeringsbank: de Sociale verzekeringsbank, genoemd in hoofdstuk 6 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;
d
nabestaande: de echtgenoot van degene, die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
e
halfwees: een ongehuwd kind, van wie één van beide ouders is overleden en van wie die ouder op de dag van overlijden:
1
verzekerd was op grond van deze wet en dat als gevolg van dat overlijden nog een overlevende ouder heeft; of
2
verzekerd was op grond van de Algemene Weduwen- en Wezenwet, zoals die wet luidde op de dag voor inwerkingtreding van deze wet, en dat als gevolg van dat overlijden nog een overlevende ouder heeft die het kind al geruime tijd voor het overlijden niet heeft verzorgd en opgevoed noch op substantiële wijze heeft bijgedragen in de kosten van diens levensonderhoud en dit ook na het overlijden niet doet en naar verwachting niet zal doen;
f
wezenuitkering: uitkering voor een kind dat ouderloos is geworden door het overlijden van degene die op de dag van overlijden verzekerd is op grond van deze wet;
g
lichaam: een rechtspersoon, een maat- en vennootschap, een samenwerkingsvorm zonder rechtspersoonlijkheid die met een vereniging kan worden gelijkgesteld, een onderneming van publiekrechtelijke rechtspersonen en een doelvermogen;
h
vreemdeling: hetgeen daaronder wordt verstaan in de Vreemdelingenwet 2000;
i
gezamenlijke huishouding: een gezamenlijke huishouding als bedoeld in artikel 3, tweede tot en met zesde lid;
j
hulpbehoevende: de persoon die vanwege ziekte of een of meer stoornissen van lichamelijke, verstandelijke of geestelijke aard blijvend niet in staat is een eigen huishouding te voeren daar hij dagelijks is aangewezen op intensieve zorg van anderen;
k
gezamenlijke huishouding ten behoeve van de verzorging van een hulpbehoevende:
1
de gezamenlijke huishouding van een nabestaande met een hulpbehoevende, indien de nabestaande of de overleden verzekerde een huishouding is gaan voeren met het doel de hulpbehoevende te gaan verzorgen; of
2
de gezamenlijke huishouding van een nabestaande die hulpbehoevende is met een ander, indien de nabestaande een huishouding is gaan voeren met het doel door die ander te worden verzorgd;
l
rechtens zijn vrijheid is ontnomen: rechtens zijn vrijheid is ontnomen, behoudens de gevallen, bedoeld in de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen en in artikel 37, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht;
m
justitiële inrichting: een penitentiaire inrichting, een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden, of een inrichting als bedoeld in artikel 1, onderdeel b, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen.


Jurisprudentie bij dit artikel

  • Hieronder wordt een selectie van de bijbehorende jurisprudentie getoond.

  • Geen resultaten gevonden voor de door u opgegeven zoek termen.
  •